Page images
PDF
EPUB

§ 1.

HUISOFFERANDE.

De dag van het wintersolstitium, de kortste van het jaar, valt, zooals reeds op bladz. 2 van dit werk werd aangestipt, wel is waar steeds in de elfde maand van het Chineesche burgerlijk jaar, doch kan zich over alle dagen van die maand bewegen, zoodat het volk den almanak ter hand moet nemen om te weten wanneer het de offerande te verrichten heeft, waarmede volgens overoad gebruik de dag moet worden gevierd. Van rijstemeel zijn reeds een dag tevoren ballen gekneed, gelijk van samenstelling ongeveer als die, welke op den 15den van de zesde maand op de huiselijke offertafels hun verschijning maakten. Ten getale van twaalf legt men ze in een kring bovenop een vlakke rijstzeef, plaatst een dertienden van grooter afmeting, of ook wel een oranjeappel met een nagemaakte of natuurlijke bloem versierd, in het midden, legt naast iederen rijstbal nog een stukje gekneed rijstemeel in den vorm van een zilverstaaf en vult ten slotte de zeef met kleinere ballen op. In sommige gezinnen maakt men wel twee of meer van zulke zeven klaar. Zoodra nu de morgenstond van den kortsten dag des jaars is aangebroken, worden de ballen altegader gekookt; men plaatst ze met meer andere eetbare offergaven, die men gewoon is den goden en vaderen aan te bieden, voor het tabernakel van het huis en draagt ze met de noodige ceremoniën en eerbewijzen den lares en den schimmen op, wier zetel aldaar opgeslagen is. En ten slotte wordt al het uitgestalde, evenals steeds met. de offerartikelen na elke offerplechtigheid geschiedt, door de leden der familie op de een of andere wijze toebereid, aan vrienden en kennissen rondgedeeld of opgegeten.

De huisofferande van den dag van het wintersolstitium sluit zich ten nauwste aan bij de offeranden van den 15den der zesde en den 15den der achtste maand. Gold het namelijk toen (vergel. bladz. 313 en 368) dankoffers respectievelijk voor de eerstelingen van de rijst en voor de voortbrengselen van het herfstseizoen in het algemeen: thans geldt het evenzeer een dankzegging aan de hoogere machten, en wel voor alle goede gaven, die de Natuur in den loop van het gansche jaar over het aardrijk heeft uitgestrooid. Want hoewel op het tijdstip van het wintersolstitium het Chineesche burgerlijk jaar nog niet verstreken is, zoo is toch het oogstjaar zoowel als het astronomisch jaar alsdan wel degelijk voorbij, daar immers de zon haar jaarlijkschen kringloop heeft ten einde gebracht en, op nieuw geboren, voor de gansche Natuur wederom een kringloop van productie aan doet breken. De twaalf ballen van rijstmeel nu, die de bevolking van Emoy offert op den kortsten dag des jaars, wijzen op de twaalf maanden van overvloed en voedsel, die zoo juist verstreken zijn; en wat de twaalf van rijstemeel vervaardigde zilverstaven betreft het is onder dezen vorm dat de physiocratische Chinees, diep overtuigd als hij is dat rijkdom, geld en goed aan de rijst, den landbouw hun ontstaan te danken hebben, de vruchten van zijn arbeid en zweet nederlegt aan de voeten van de goden, wier weldaden hij met dank

baar hart gedenkt. De groote bal in het midden, ?"-bóe (2) of "moederbal" geheeten, vertegenwoordigt waarschijnlijk den oogst van het gansche jaar in zijn geheel; en wanneer het volk de spreekwijze -bóe sing "-kiáng (3) "de moederbal bare kinderballen" (d. w. z. de twaalf kleinere ballen) bezigt, dan drukt het zijn verlangen uit dat een globaal goede oogst voor het gansche jaar, zoowel als een goede oogst voor elke maand afzonderlijk zijn deel moge zijn. Is er een zwangere vrouw in het gezin, dan maakt zij wel eens van de rijstballen gebruik om het geslacht van het verwachte kind te weten te komen. Zij legt namelijk een er van, met eigen handen gekneed, in het vuur: splijt hij open, dan zal zij een meisje baren; doch zij zal aan een jongetje het levenslicht schenken indien hij een eenigszins verlengden vorm aanneemt. Gelijk die zilverstaven van rijstemeel dus de zinnebeelden van den rijkdom zijn, dien de oogst van het rijstgewas, het hoofd voedsel der bevolking van Foehkjen, den landman heeft geschonken-evenzoo zijn de afbeeldsels van kippen, honden en varkens, die door de vrouwen van Emoy op den dag van het wintersolstitium mede uit rijstemeel vervaardigd worden, de symbolen van de zegeningen der veeteelt gedurende het afgeloopen jaar. Zij heeten in de volkstaal koi-bóe káo-á (4) "kippen en hondjes", en worden tegelijk met de ballen en zilverstaven aan de goden en de voorvaderen geofferd. De meeningen der Chineezen omtrent hunne beteekenis loopen nogal uiteen. Sommigen beweren, dat zij eenvoudig de gewone huisdieren voorstellen en den goden worden opgedragen bij wijze van dankzegging voor de rijkdommen, die de veeteelt in het verloopen jaar heeft afgeworpen, of als smeekgebed om zegeningen, die men hoopt dat zij het volgende jaar afwerpen zal; anderen echter mecnen er een toespeling op de twaalf teekens van den Chineeschen dierenriem in te zien. Deze zijn:

[blocks in formation]

Elk een maand vertegenwoordigend in den jaarlijkschen loopbaan van de zon, spelen deze twaalf dieren ongeveer de rol van de twaalf teekenen van onzen zodiac. De rat staat op de tegenwoordige Chineesche almanakken aangegeven als overeenkomende met de maand, waarin het wintersolstitium valt, het rund met de maand en zoo verder: ieder dier in de aangegeven volgorde correspondeerende met een der twaalf maanden, zooals zij op bladz. 164 van dit werk zijn opgesomd. De zoogenaamde "kippen en hondjes," uit rijstmeel samengesteld, zouden, naar laatst bedoel

#en

(二)丸母()丸母生丸囝
(1)雞母狗仔.

de opvatting, dus op de zegeningen van den rijstoogst wijzen gedurende de twaalf maanden van het jaar, en derhalve in zinnebeeldige beteekenis niet van de ballen van rijstemeel verschillen; en inderdaad: in vele gezinnen maakt men op den dag van het wintersolstitium dan ook afbeeldsels van al de twaalf dieren van den zodiac, naar sommige Chineezen mij hebben verzekerd.

Behalve aan de huisgoden en de tabletten van de voorouders, worden ook op den dag van het wintersolstitium nog offeranden gebracht aan de Schikgodin des Levens en de Goden van de Deur. Na hetgeen echter vroeger (bladz. 314 en 21) omtrent de wijze van vereering dezer hoogere machten is gezegd, behoeft hier niets anders meer te worden vermeld dan dat, ter voeding van de Deurgoden, door sommigen op den kortsten dag des jaars een paar der beschreven rijstballen aan de deurposten of de vensters worden bevestigd.

$2.

EEREDIENST IN DE VOORVADERLIJKE TEMPELS.

Eerbied voor de dooden is, naar het schijnt, geboren met de menschheid. Geen volk ter wereld, waarbij hij zich niet onder den een of anderen vorm uit. Hij schiep zoowel de wreedaardige menschenslachterijen op het graf, opdat de doode in de andere wereld van geen gezelschap, vrouwen en slaven zal verstoken wezen, als het in menig opzicht zoo schoone stelsel van voorvaderlijken eeredienst van het Chineesche volk, aan een onderdeel waarvan deze verhandeling is gewijd.

Zooals Herbert Spencer in zijn meesterlijk werk over the Principles of Sociology" heeft ontvouwd, vormt het geloof aan het voortbestaan der ziel aan gene zijde van het graf een zoo goed als natuurlijke schakel in de keten der ontwikkelingsphasen, die de menschheid heeft doorloopen. Vandaar dan ook dat er bijna geen volk bestaat, hetwelk den eeredienst der dooden niet onder den een of anderen vorm heeft gehuldigd of nog een belangrijke plaats in zijn godsdienstig leven in doet nemen— en onder al deze volken staat het Chineesche bovenaan. Geen overledene in het Rijk van het Midden, die niet onder de tastbare gedaante van het zielebord, op bladz. 12 en volg. beschreven, van geslacht tot geslacht vereering geniet; ja geen dorp, geen familie zelfs, zonder tempel aan den dienst der vaderen gewijd.

Geen wonder trouwens, dat de eeredienst der dooden in China zulk een merkwaardig hooge vlucht genomen heeft. Want een volk, patriarchaal tot in merg en been, waarvoor de vader zoo goed als absoluut heer en meester is in het gezin en de oudste het natuurlijke dorp- of stamhoofd, wiens gezag als zoodanig door groot en klein geëerbiedigd en door den Keizer met zijne ambtenaren erkend wordt en ontzien; cen volk eindelijk, voor hetwelk elke Mandarijn (althans in theorie) een vader voor zijne onderhoorigen is en zelfs de Keizer, die groote patriarch, de vader en de moeder heet te wezen van het Rijk zulk een volk moet wel den eerbied voor al wat ouder is en hooger staat op de hiërarchische ladder der familie hul

digen als hoogste deugd. Deze eerbied is het dan ook die, sinds de hoogste oudheid gegrondvest en steeds in stand gehouden zoowel door den natuurlijken ontwikkelingsgang der samenleving als door een uitgelezen stelsel van regeerkunde, de tallooze millioenen bewoners van het Rijk van het Midden als één ondeelbaar lichaam aaneengeketend houdt en rustig leven en werken doet als kinderen van een en hetzelfde gezin onder toezicht van den vader; hij is het, die onder den naam van hào (5) door de wijsgeeren van het Rijk gepredikt werd en, door de overheden van de natie steeds met hand en tand gehandhaafd als grondslag van het staatsbestuur en de eenheid van de natie, ook den natuurlijken eerbied voor de dooden tot het uitgebreide stelsel van voorvaderlijken eeredienst ontwikkelde, dat thans meer nog dan Keizer, regeering of Mandarijn het sociale leven des volks beheerscht.

Immers kon die hào, de hoeksteen van het gebouw van deugd en moraal der Chineesche natie, nooit haar reden van bestaan verliezen door het afsterven van het wezen, dat eens het voorwerp harer aandacht was. Want liefde en eerbied voor vader en moeder, wier leven een doorgaande daad van zelfopoffering was voor het welzijn. van hun kroost, laten zich niet door den sikkel van den dood op eenmaal wegmaaien uit het hart des kinds. Zij, die overleven, kunnen zich niet overtuigen dat die vriend, die vader, zoo geëerbiedigd en bemind, zoo wijs, zoo goed, zoo minzaam en hulpvaardig, voor altijd zou gedompeld wezen in het niet; zij vleien zich dat zijn onzichtbaar tweede ik, zijn duplicaat, zijn dubbel om het nakroost blijft ronddwalen zonder zijn bescherming te onttrekken aan de woning, die zoo lang het tooneel van zijn zorg en werkkring was.

Diezelfde leer der hào schreef bijgevolg steeds voor, dat men door offeranden aan de zielen datgene moet trachten goed te maken, waarin men te kort kwam bij het leven van den doode (°). Confucius en andere wijzen predikten plechtigheden in dien geest als de meest noodzakelijke bestanddeelen van de huo en baanden aldus den weg o. a. voor de Boeddhistische zielsmissen (7), die in onze verhandeling over de requiem-plechtigheden der zevende maand beschreven zijn. Alle gevoelens dus, waaruit het groote beginsel weert uwen vader en uwe moeder" ook in het Westen is ontsproten, werkten met de wijsbegeerte samen om den voorvaderlijken eeredienst in China te ontwikkelen en de groote vlucht te doen nemen, die hij op den dag van heden nog bezit. Die gevoelens doen eer aan de menschelijke natuur. Zij bevatten de herinnering aan en het verdriet over verloren toegenegenheid naast de dankbaarheid. der kinderen voor ondervonden toewijding en grenzelooze liefde van den kant der ouders; ja, zij zijn zelfs de uitvloeisels der erkentelijkheid eener lange reeks van nakomelingen voor de zegeningen, die de voorvaders door hun zwoegen en streven wisten te scheppen ten gerieve van het nageslacht.

[merged small][ocr errors][merged small]

Steeds hoog in eer en aanzien staande, en daardoor in den loop der eeuwen tot het hoogste stadium van ontwikkeling komende dat hij wellicht ooit bereiken kon, was de eeredienst der dooden voor den Chinees immer een hoeksteen voor zijn deugd. Want is niet de tegenwoordigheid van een vurig vereerden vader in de tabletten bij den huiselijken haard ten zeerste geschikt om het kind, van wiens handel en wandel hij het oog niet keert, terug te houden van al wat minder edel is en goed, en straf zou kunnen uitlokken van zijnen kant? En de tempels, waarin de tabletten van gansche geslachten, stammen en dorpen ter vereering van den nazaat zijn opgesteld: zij snoeren het familieleven vaster aaneen. Zij zijn het, waar de leden van denzelfden stam, de bewoners van hetzelfde dorp onder leiding van ouderen en hoofden samenkomen om te beraadslagen over zaken van gemeenschappelijk belang; binnen hunne muren worden onder het oog der afgestorvenen geschillen en familieveeten beslecht; daar eindelijk worden jaarlijks gemeenschappelijke offeranden gebracht en maaltijden aangerecht, en dus nieuwe banden van broederschap en eendracht aangeknoopt als tusschen de kinderen van hetzelfde gezin. Zij zijn op grond van dit alles de steunpilaren van het stelsel van wederzijdsch hulpbetoon, dat zoo welig in het Rijk van het Midden bloeit, en bijgevolg het palladium tegen pauperisme en armoede; in één woord, de voorvaderlijke tempels zijn het cement van het gemeenteleven en de ziel van de familie, die in het patriarchale China het atoom der sociale samenleving is.

Reeds op verschillende bladzijden van dit werk traden die instellingen op als plaatsen, waar volgens het Boek der Ceremonien" de Keizers van het oude China op gezette tijden van het jaar offeranden aan hunne overledene voorgangers brachten offeranden, die voor zulk een groot gedeelte de prototypen van de ceremonien zijn, waarmede de tegenwoordige bewoners van Emoy geregeld de dooden vereeren in den boezem van het gezin. Nadere bijzonderheden werden echter nog niet omtrent die offergebouwen ten beste gegeven; doch thans, nu de plechtige winterdienst in de voorvaderlijke tempels van den huidigen dag ter behandeling voor ons ligt, is het tijd ons stilzwijgen te verbreken en eenige der noodzakelijkste toelichtingen omtrent die stichtingen te doen voorafgaan.

Voorvaderlijke tempels. Zij zijn in ongeloofelijken getale over het Chineesche Rijk verspreid en staan hooger dan eenig godsdienstgebouw in achting en aanzien bij het volk. Want sceptisch en onverschillig, zooals hij veelal op het punt van godsdienst is, mag de Chinees met minachting op de goden van het Taoisme en Boeddhisme nederzien: nooit echter zal hij met iets anders dan den grootsten eerbied zijne vaderen gedenken, en dus houdt hij vanzelf de tempelen in eere waar zij rusten en ter aanbidding van het nageslacht gezeteld zijn. Die tempels: zij zijn dus de hoeksteenen van het gebouw, waarop het innerlijk godsdienstig leven des volks berust, en mede rechtstreeksche uitvloeiselen van de hào, de groote nationale deugd, die, in

haren geschreven vorm (孝) cen oude () voorstellend steunende op zijn kind (F), nog kernachtiger dan ons "eert vader en moeder" tot het oog en het hart

der natie spreekt.

« PreviousContinue »