Page images
PDF
EPUB

We'amu nakeni ntau.

Siko dja lintu ngkajo-, -ntu ngkajore,

We'amu roo nabole.

:

Nato'o roo napowe'a i Bangka Rondo, kanja peti setu ragili ri rajanja, bare'e lo'u naloka i mBangka Rondo, pai nakabare'e nale'o we'a se'e.

Sese nTaola pemba-, -ola pembangu,

We'amu nakeni ntau,

Malemba ntu'u ra-, ntu'u rajaku,

Mangalike ana ntau.

Kalumbangumo i Sese nTaola.

Jaku banja ana, ana ntau.

Jaku tukakamu jau.

Rengkoku mbe'imo ja-, mbe'imo jau?

Si'amo tudjuka jau.

Mesonomo tua'inja, i Gili mPinebetu'e:

Lau ri peti sala-, peti salaka,

Kalau rengko ntuama.

Natima peti, najali rengkonja, morengko.

Roomo morengko ja-, rengko jau.

Djajaku imbe'imo jau?

Napeoasi djajanja, a melulu we'anja.

Poragia nupodja-, nupodjaja,

Kila nupo'o'ojawa.

Palainjamo ndeku, melulu we'anja. Djela ndati we'anja, nato'o :

Sese nTaola sindja-, -ola sindjau,

Pondadu, timamo jaku.

Djadji, natimamo we'anja sindate, maekanja wo'u tau sindate, are'e nataha mantjaju, sawe mantu'uri lionja are'e. Nakenimo we'anja ri banuanja, rata lairia, nato'o :

Io rata ri banu-, ri banua,

Mamongo ma imo wawa.

Roo mamongo pai nakamaroo-maroomo ri langkanja, napakoroka mbe'anja.
E ratamo tuka-, -mo tukaka,

Djamo limama mpasangka.

Maroo-maroomo ngkalionja, are'emo nataha mewalili ri papanja, a napepate. Dja maroo-maroomo, lairia tandonja kudonge.

Verhaal van Sese nTaola.

Er was eens een Koning en eene Koningin, reeds langen tijd waren zij getrouwd, toen zij een kind kregen, Sese nTaola; de moeder verzorgde het, maar daar had je de vader, die mocht het niet lijden. De vader wilde het dooden, de moeder antwoordde: Dood het niet, ik verzorg het. Toen baarde zij ook een meisje Gili mPinebetoe'e.

De vader zeide: Ik zal voor het meisje zorgen. Sese nTaola was nog niet goed groot, toen hij uit het huis op het erf werd gebracht en zijn vader hem trachtte te dooden; deze trachtte hem wel te dooden, maar hij ging niet dood, slechts het zwaard van zijn vader ging op hem stuk, het werd schaardig. De vader bracht het kind in huis; boven gekomen, zeide hij, dat hij een waringin voor hem wilde omhakken, om hem te verpletteren, want hem werd tot schuld aangerekend dat hij een jongen was en (de vader) was verstoord over den rijkdom van zijn kind, want dit had vele katoenen goederen en bezittingen, die het had verworven. Zoo ging hij dan heen en verpletterde hem met een waringin, dat hij zou sterven en liep van hem weg; daarop bewoog zich dat kind en droeg den waringin met bladeren en al op den schouder. Gekomen aan het erf, vroeg hij: Waar zal ik hem neerleggen, vader? Leg hem daar maar op den grond. Hij ging naar boven in huis, toen zeide (de vader) dat hij moest gestopt worden in het hol van een rots. Hij werd dan daarheen gebracht, in een rotshol gestopt en achtergelaten. Het kind bewoog zich, droeg den grooten steen en nam hem mee naar zijn huis, en zeide: Waar zal ik hem neerleggen? Leg hem maar daar op het trapportaal. Hij leidde hem op het trapportaal en dit viel neer, hij klom het huis in en begon een gesprek, hij sprak met zijne zuster, zijn jongere zusje en zeide tot haar: Ik ga naar een ander land, al blijf ik hier, zij willen mij toch maar doodmaken. Toen weende Gili mPinebetoe'e en zeide, al zingende:

Verlaat mij niet, verlaat mij niet

Dan blijf ik niet in 't leven.

Sese nTaola ging de trap af naar 't erf, plukte een takje kondo af, opdat zij weten zoude dat hij dood was, als de kondo verflenste; toen zeide Sese n'Taola tot zijn zusje : Deze steek ik tusschen de dakbladeren, tusschen de dakbladeren,

Dat uw verlangen naar mij gestild worde.

Van deze kondo hier zullen wij elk een stuk meenemen, elk een stuk meenemen,
En gelijkelijk aan elkaar blijven denken.

Ik ga nu heen, ga nu heen,

En begeef mij naar een ander land.

Zijn zusje antwoordde :

Goed, ga maar, ga maar,

Denk vooral ook aan mij.

[ocr errors]

Sese nTaola nam zijne zes broeders mee, allen jongens en nog klein en liet zijne zuster Gili mPinebetoe'e achter, want als hij haar had meegenomen, dan zou hij schuldig gehouden zijn en door zijn vader gedood worden. Slechts die zes volgden hun oudsten broeder, zij gingen op reis. Op hun tocht ging hunne reis naar eene vreemde stad; daar aangekomen, zeide hij tot zijn jongste broertje, dat hij hem zou achterlaten en zou uithuwen, hij huwde de dochter van het dorpshoofd, want overal waar hij een zijner broeders zich deed vestigen, daar liet hij hem ook achter. Zijn jongere broeder weende en zeide:

Verlaat mij niet, verlaat mij niet!

Dan blijf ik niet in 't leven.

Sese nTaola antwoordde:

Van deze kondo zullen wij elk een tak medenemen, elk een tak medenemen,
Om onze harten met elkaar in gemeenschap te doen blijven.

Zijn jongere broeder antwoordde weder:

Goed, vertrek maar, vertrek maar.

Mijn verlangen is reeds gestild.

Zoo verliet hij hem dan ook; de zon nu was al eenigszins zóó (hier wijst de verteller met de hand) toen zij in een dorp kwamen; zij gingen een huis binnen en hoorden daar boven een der huisbewoners, die zong:

Daar komt een gast aan, een gast aan,

Hier breng ik sirih-pinang.

Nu ging een meisje Sese nTaola de sirih-pinang aanbieden. Hij pruimde; na gepruimd te hebben, zeide hij: Ik ben slechts doortrekkende, om een mijner broeders achter te laten, om te trouwen, een van hen laat ik hier achter. Nu sprak hij met zijn broeder en deze zeide: Laat gij mij maar achter, ik houd van degene met wie ik zal trouwen, ga gij maar uws weegs. Hij liet hem. achter, de gehuwde had het goed bij zijne vrouw.

Hij ging voort en toen de dag heet was, kwam hij weer aan eene stad, ging een huis binnen en werd gehoord door een meisje, dat in een door gordijnen afgeschoten vertrek zat. Zij ging hem sirih-pinang aanbieden.

Hier breng ik pinang, breng ik pinang,

Dat de gast die pruime.

Hij nam de sirih-pinang en toen zijn speeksel rood was, zeide hij: Ik ben slechts doortrekkende, om een mijner broers achter te laten om te trouwen. Hij zeide tot zijn jongeren broeder: Het is mij er niet om te doen om u achter te laten, ik laat u achter om u te doen trouwen. De ander stemde er in toe en Sese nTaola ging opnieuw weg en nam nog maar één zijner jongere broeders als gezel mede. Terwijl hij voortging en het warm werd, zag hij inderdaad eene stad die er volkrijk uitzag, de huizen hingen aan beide zijden van den berg af, zooveel waren er; hij zag een mooi huis en ging het binnengedeelte in en zag een jong meisje, welker huid een rooden schijn had, zij was fraai blank en bevond zich in een kamertje. Zij zeide:

Hier breng ik pinang, breng ik pinang,

Dat de gast die pruime.

Hij nam een sirihpruim; dat meisje, heette Datoe. Daar was zijn jongere broeder, die hing zich aan zijn hals en zeide: Laat mij niet achter, neem mij

mee.

Neen, dat niet, ik zal u uithuwelijken, ik zal u hier achterlaten.

't Is beter dat ge mij medeneemt, mij medeneemt,

Naar een ander land.

En dat wij hier maar een oogenblik blijven, een oogenblik blijven.

Laat ik u achterlaten, broertje!

Sese nTaola liet hem achter en vertrok in zijn eentje. Hij reisde maar in zijn eentje voort, dat wilde hij. Toen de zon heet was kwam hij aan een dorp waar geen menschen waren, allen waren zij in de vlucht opgepakt door een roofvogel. Alleen was er nog een meisje, in een kist, de eenig overgeblevene van de menschen die door den roofvogel waren opgepakt. Het meisje daarboven in de kist sprak, zij was daar door hare moeder verstopt en deze was ook door den roofvogel opgepakt.

Ik ben slechts de eenig overgeblevene, de eenig overgeblevene,

Van de lieden die hij is komen oppakken.

Sese nTaola daar beneden, daar beneden,
Wil eens om mij denken.

Daarop scherpte Sese nTaola voetangels op het erf en toen hij die voetangels had gescherpt, kwam de Vogel Grijp aan, midden in de lucht, zoodra deze hem (Sese nTaola) had gezien, schoot hij op hem toe en in zijne vaart werd hij pardoes door de voetangels getroffen. Toen kwam Sese nTaola te voorschijn van onder de voetangels en toen viel de Vogel Grijp op hem en Sese nTaola verdronk in het bloed van den Vogel, hij stierf en de kondo's die hij bij elk zijner broeders had achtergelaten, verflensten. Nu maakte Gili mPinebetoe'e zich op om heen te gaan, om haren broeder op te wekken. Op haren tocht kwam zij hare broeders voorbij, die Sese nTaola vroeger had achtergelaten, zij nam ze mee op reis om Sese nTaola te doen herleven; zij vond hem op het erf en zeide:

Daar ligt hij nu op den grond, op den grond,

Sese nTaola is gestorven.

Zij ging heen en trok hem aan zijn lichaam, rukte hem aan zijne beenen, om hem te doen herleven, de Vogel Grijp werd door zijne broeders verbrand en Gili mPinebetoe'e zeide:

Sese nTaola, sta op, sta op!

Ik breng u in 't leven terug.

Sese nTaola, ontwaak, ontwaak!

Ik ben in 't dorp gekomen om u te wekken.

Zij schudde hem slechts wakker en Sese nTaola stond op, ging zitten en zeide:

Is soms mijne zuster gekomen, zuster gekomen?
Om mij in het dorp op te wekken?

Laat ons dan de huistrap opgaan naar de kamer,
Daar is de pinang te vinden.

Sese nTaola klom de trap op en het meisje zeide:

Hier is je pinang, o broer, je pinang, broer.

Neem ze er maar uit, ik heb ze al bij elkaar gepakt.

Hij ging op de mat zitten en nam een sirih-pruim en toen hij gezeten was, kwam het meisje uit de kist en zeide:

Nu kom ik er uit, kom ik er uit,

Zij is de uitverkorene van uw hart.

Sese nTaola zeide:

Al hadt ge het niet gezegd, hadt ge het niet gezegd,

Om haar is het mij te doen.

Reik mij de sirih aan, sirih aan,

Dat ik van den schrik bekome.

Zij reikte hem de sirih toe, Sese nTaola pruimde ze en bekwam weer van den schrik.

Om u is het mij te doen, is het mij te doen,

Nu ben ik van den schrik bekomen.

En toen trouwde Sese nTaola dat meisje in de kist, Lemo nTonda was haar naam. Toen hij haar getrouwd had, gingen al zijne broeders heen, slechts de zuster Gili mPinebetoe'e bleef bij haren broeder; hij zeide:

Gaat gijlieden maar heen, maar heen,

Naar uwe vrouwen ginds.

Ik blijf hier, blijf hier,

Ik heb hier eene vrouw getrouwd.

Zoo huwde hij dan Lemo nTonda, en Gili mPinebetoe'e bleef achter, zij had geen man. Nadat hij haar getrouwd had, zorgde Sese nTaola goed voor zijne vrouw Lemo nTonda, waar zij heenging, daar ging ook hij heen, waar zij bleef, daar bleef ook Sese n'Taola nu hij met Lemo nTonda getrouwd was. Hier is uwe sirih, man, sirih, man.

Wees geen al te groote slaper.

Na gepruimd te hebben, zeide hij:

Ik ben klaar met pruimen, klaar met pruimen.

Vrouw, ik ga slapen.

Hij sliep maar door; toen hij lang had geslapen, kwam daar Bangka Rondo aan, zijn vijand, die verstoord was over het huwelijk van Sese nTaola met Lemo nTonda. Lemo nTonda ziende dat daar vele menschen op den weg aankwamen, zeide:

Daar komen ze aan op den weg, aan op den weg,

« PreviousContinue »